Uitgelicht ↓ ![]() Landgoed Den Brink 1860 ~ 1925 |
Huize Hoogstede „Even voorbij het huis Hulkestein is een bijweg naar Oosterbeek, die eerst langs de buurtschap de Klingelbeek loopt, — verder loopt de (Utrechtsche-)weg, aan beide zijden omgeven door aanmerkelijke stukken bouwland,
sinds weinige jaren uit heide aangemaakt, over een berg (Hoogstede), aan welks voet zich de heerlijkste uiterwaarden uitstrekken." (Ir. A. Nijhoff).
Het Westelijk gedeelte, „de Klingelbeek", waartoe ook de terreinen van het tegenwoordige Hoogstede behoorden, werd in 1812 aangekocht van D. F. van Alphen, ten overstaan van Mr. Anthonie Everts, Keizerlijk Notaris te Arnhem, door Mr. F. G. Meybaum, — die 4 Juli 1852 overleed als oud-vice-president van het Prov. Gerechtshof van Gelderland. De bezitting „De Klingelbeek" werd in 1852 publiek verkocht. De terreinen van „Hoogstede" werden toen eigendom van Petrus Abraham Borger, Theol. Dr. en predikant, den eenigen zoon van den hoogleeraar en dichter E. A. Borger. Dr. P. A. Borger bouwde op het terrein een kapitaal heerenhuis, koetshuis, enz. en legde den tuin en het wandelpark aan. Reeds in 1664 trachtte deze de plaats publiek te verkoopen, — het Oostelijk gedeelte werd toen verkocht, — het Westelijk gedeelte werd in 1866 uit de hand verkocht door Borger aan R. Ie Chevalier, die ook het Oostelijk gedeelte in 1867 weer er bij kocht. Na diens dood werd het buiten nogmaals publiek geveild, en gekocht door E. G. Traanboer en C. Frikkers, die het in datzelfde jaar verkochten aan den oud-Minister van Financiën Dr. A. Vrolik, die tot zijn dood eigenaar bleef. De laatste eigenaar, die het meer dan 34 jaren bewoonde, was de heer J. S. F. van Hoogstraten. [Arnhemse Courant, 19 april 1934] Waar Huis en Haard gelegen is, zouden wij voor 1944 Huize Hoogstede zijn tegengekomen.
Omstreeks 1832 had de eigenaar van den Brink uitzicht op twee boerderijen: Stamme Kamp en Rynzigt, tuinen, moesgronden en boomgaarden. Vlak aan de Utrechtseweg was in die tijd een flinke lap tuin (ruim 3 ha), die in het bezit van Mr. Frederik Gerard Meijbaum (vice-president van de rechtbank) was. De erven Meijbaum verkochten die tuingronden in 1852 aan de Amerongse predikant Petrus Abraham Borger, die er het huis Hoogstede op bouwde. Dominee Borger verkocht op een publieke verkoping in 1864 een oostelijk stuk van zijn landgoed aan drie Arnhemse kooplieden. Tussen de eigenaren van Den Brink en Hoogstede was in 1854 overeengekomen dat zij elkaar vrij uitzicht zouden gunnen. De Den Brink bewoners kregen uitzicht op de Rijn en de toren van Elst. De familie Borger van Hoogstede keek onbelemmerd uit op het landgoed aan de overkant, waar op een lengte van 65 ellen geen bomen groter dan 5 ellen aangeplant mochten worden. [Rondom Den Brink, door Hans Kooger. Een uitgave van N.V. KEMA, Arnhem]
![]() 1934 - Verkaveking buitengoed Hoogstede.
Dezer dagen is een begin gemaakt, met den aanleg van wegen op het landgoed „Hoogstede" aan den Utrechtscheweg te Arnhem, en had de aanbesteding plaats van het maken der rioleering en aanbrengen van wegverharding. Bij het eerste vernemen van deze verandering is men genegen te zeggen: jammer; moet nu al weer een buitenplaats, en dus natuurschoon verdwijnen? Toch is hier, bij nadere beschouwing, meer schijn dan werkelijkheid, en is een verkaveling, zooals die op „Hoogstede" zal plaats hebben, zeer goed te verdedigen. In overeenstemming met het uitbreidingsplan, wordt hier met het aanwezige natuurschoon in zeer sterke mate gerekend en zal het geheele Westelijke gedeelte, met mooi houtgewas, gespaard blijven. Ongeveer een derde van het totale terrein blijft met het groote huis als een geheel buiten de verkaveling en zal hoogstens bestemd zijn voor den bouw van één gebouw, voor een stichting of flat, o.a. waarvoor het door ligging en schitterend uitzicht buitengewoon geschikt is. Overigens was „Hoogstede" een gesloten buitenplaats, waarvan tot nog toe één familie het genot had, terwijl dit in de toekomst veler deel zal zijn.
|