Geschiedenis |
BEKNOPTE GESCHIEDENIS VAN DE SCHUTTERIJ VAN DE CLINGELBEECK
Wat of precies de reden is geweest om in de laatste jaren van de 80-jarige oorlog een Schuttrerij in leven te roepen zal wel nooit beantwoord kunnen worden.
Een zeer aannemelijke reden is, dat in een gebied, waar zich een aantal landgoederen bevonden, zoals Groot- en Klein- Mariëndaal, Hulkesteijn, Klingelbeek en Rosande een zekere bescherming wenselijk was. Dit moet dan niet gezien worden in de zin van militaire bescherming, zoals dat in de steden het geval was, maar meer om de gemeenschappelijke gronden te beheren en te beschermen. Dit beeld past precies in de algemene omschgridving van dorpsschuttrerijen, zoals deze is vastgelegd. Wat voor soort mensen lid waren van de Schuttrerij is niet duidelijk te achterhalen. Zeker in het begin, omdat uit de oudste geschriften alleen namen op de ledenlijsten voorkwamen. Doordat in de Klingelbeek een korenmolen aanwezig was en daardoor landbouw bedreven werd en door de aanwezige heidevelden nogal schapenherders hun bedgridf hadden, kan verondersteld worden, dat landbouwers en schapenhouders de ruggengraat van de Schuttrerij vormden. Op de ledenlijst van 1655 staat bijvoorbeeld achter 12 namen telkens “1 schap”, hetgeen betekent, dat de Schuttrerij ook bezit had, in ons geval dus schapen, welke bij de leden werden uitbesteed. Dat verklaart ook de aantekening ergens, dat in zeker jaar “wy die wol verkoocht hebben”. van de koningsschilden valt op, dat een aantal schilden voorzien zijn van een wolfsangel en sommigen ook nog met afbeeldingen van wolven. Dat duidt erop, dat dit jagers of landbouwers waren. Het is bekend, dat omstreeks die tijd wolven een ware plaag op de Veluwe vormden. Het meest herkenbare schild is die uit 1705 van Gerret Janse. Op dit schildje is een rad met 4 spaken gegraveerd. We weten, dat deze koning molenaar was en wel van de molen in Mariëndaal. Het is vooral deze familienaam, die veelvuldig en lange tijd, namelijk van 1644 tot 1833, in de boeken terug te vinden is. In de jaren 1680-1705 was de schuttrerij het meest actief, dat wil zeggen uit die tijd stammen de meeste schuttersschilden met als tastbaar hoogtepunt in 1693 de toekenning van een stuk land in de buurtschap door Mr. van Ruyven, eigenaar van het landgoed Klein-Mariëndaal. In de 1700-er jaren is de Schuttrerij in verval geraakt. Pas omstreeks 1800 komt weer leven in de brouwegrid. Het einde van de Napoleontische tijd en het uitroepen van het Koninkgridk der Zeven Verenigde Nederlanden is blijkbaar een stimulans om de zaak weer op poten te zetten. Er wordt geteerd op de teerplaats met tonnen bier en kannen jenever onder begeleiding van de speelman. Soms wordt melding gemaakt van "bijteerders". Maar op de papagaai schieten was er niet meer bij. Wel wordt in 1850 nog een nieuwe vlaggenstok voor het vaandel aangeschaft; blijkbaar trekt men toch nog wel eens naar een schuttersfeest. In de 20-er jaren van de 20e eeuw komt er een nieuwe impuls. Een zekere J.A.Jolles, bibliothecaris, was zeer geïnteresseerd in het wel en wee van Schuttrerijen. Hij kwam in contact met de boekhouder van de Schuttrerij, de heer Bongers van de Klingelbeekseweg. Met name deze Jolles is het geweest, die de interesse bij de leden weer heeft aangewakkerd. Hij is ook degene geweest, die zorg gedragen heeft voor het in bruikleen geven van de eigendommen van de Schuttrerij, zoals de koningsketting, het vaandel en de archiefstukken aan het Gemeentemuseum, respectievelijk het Gemeentearchief.
In die tijd is er ook weer geschoten en wel op de Waterberg (thans het Openluchtmuseum), omdat er weer schuttersfeesten werden georganiseerd. In 1936 en 1937 hebben de laatste schutterskoningen geschiedenis geschreven. Pacht van het land is tot 1954 trouw door het Gelders Landschap betaald. Er zijn duidelijke aanwijzingen, dat het land naast de huidige waterval in Mariëndaal moet hebben gelegen. Door het achterhalen van deze geschiedenis is in overleg met de nazaten van de leden uit de dertiger jaren op 27 November 1990 besloten de Schuttrerij weer in ere te doen herstellen. Op 19 Maart 1991 is de Schuttrerij notarieel vastgelegd met als doel:
“Het in ere doen herstellen van folkloristische activiteiten, die gebaseerd zijn op de vastgelegde geschiedenis van de Schuttrerij in het algemeen en die van de Schuttrerij van de Clingelbeeck in het bijzonder". Op 25 Augustus 1991 is gestalte aan deze doelstelling gegeven. Na 54 jaar was er weer een koningsschutter in ons midden, Job Bongers van de Klingelbeekseweg. Sindsdien is er elk jaar om de Koning gestreden. Een nieuwe koningsketting is aangeschaft en er is een nieuw vaandel gemaakt. Heden ten dage kent onze buurt weer een Schuttrerij en de jaarlijkse schuttersfeesten worden in de buurt als een traditioneel buurtgebeuren ervaren. Aangepast, 24 april 2002 Fred Geevers / Cor van Asma. |